Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ovi·po·si·tors
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de ovipositorsmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord ovipositor
    • Vrouwelijke wespen hadden zogenaamde ovipositors, waarmee ze eitjes legden op bijvoorbeeld een rups. [1]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen