Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·scha·duw

Werkwoord

vervoeging van
overschaduwen

overschaduw

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overschaduwen
    • Ik overschaduw. 
  2. gebiedende wijs van overschaduwen
    • Overschaduw! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van overschaduwen
    • Overschaduw je?