Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • over·maat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord overmaat -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de overmaatv / m

  1. (werktuigbouwkunde) (motortechniek) grotere maat dan normaal
  2. (scheikunde) meer dan genoeg, in overvloed, in meer dan stoichiometrische verhouding aanwezige stof
  3. meer dan genoeg; meer dan men nodig heeft
     Munitie voor de Mauser was in overmaat aanwezig, die werd geleverd door de Reichswehr.[2]
     De plafondverlichting was verschrikkelijk, tot overmaat van ramp versterkt met een blauwglanzende tl-buis boven de deur.[3]
Antoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • tot overmaat van ramp
iets vervelends dat volgt op iets dat al vervelend was
•  Hier was het nog lastiger omdat er twee mensen naast mij lagen, waarvan één tot overmaat van ramp de enige aanwezige vrouw was. [4] 
Verwante begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044625691
  3. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044633535
  4. Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018