overdonderde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- over·don·der·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
overdonderen |
overdonderde
- enkelvoud verleden tijd van overdonderen
- Ik overdonderde.
- Jij overdonderde.
- Hij, zij, het overdonderde.
- Ik overdonderde.
- verbogen vorm van overdonderd, voltooid deelwoord van overdonderen