osteopaat
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- os·teo·paat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | osteopaat | osteopaten |
verkleinwoord | osteopaatje | osteopaatjes |
Zelfstandig naamwoord
de osteopaat m
- (beroep) beoefenaar van de osteopathie
Gangbaarheid
- Het woord osteopaat staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "osteopaat" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be