Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • or·de·loos·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ordeloosheid ordeloosheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de ordeloosheidv

  1. het ordeloos zijn
    • De ordeloosheden in Parijs zijn door de politie onderdrukt. 
Synoniemen
  1. wanorde, chaos, rotzooi

Gangbaarheid