Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·zout·ten

Werkwoord

vervoeging van
opzouten

opzoutten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van opzouten
    • ...dat wij opzoutten. 
    • ...dat jullie opzoutten. 
    • ...dat zij opzoutten.