Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·zout

Werkwoord

vervoeging van
opzouten

opzout

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opzouten
    • ... dat ik opzout. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opzouten
    • ... dat jij opzout. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opzouten
    • ... dat hij opzout.