opwekten
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·wek·ten
Werkwoord
vervoeging van |
---|
opwekken |
opwekten
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van opwekken
- ...dat wij opwekten.
- ...dat jullie opwekten.
- ...dat zij opwekten.
- ...dat wij opwekten.
vervoeging van |
---|
opwekken |
opwekten