Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·scha·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord opschaling opschalingen
verkleinwoord opschalinkje opschalinkjes

Zelfstandig naamwoord

de opschalingv

  1. het in vooraf gedefinieerde stappen verhogen
    • Er vond een opschaling plaats bij de politie. 

Meer informatie

Gangbaarheid