Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·rot

Werkwoord

vervoeging van
oprotten

oprot

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oprotten
    • ... dat ik oprot. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oprotten
    • ... dat jij oprot. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van oprotten
    • ... dat hij oprot.