Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·per·sen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

oppersen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
oppersen
perste op
opgeperst
zwak -t volledig
  1. door te drukken naar boven brengen
  2. iets door persen meer glans geven
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

61 % van de Nederlanders;
57 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen