Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·ka·le·fa·ter·de

Werkwoord

vervoeging van
opkalefateren

opkalefaterde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van opkalefateren
    • ... dat ik opkalefaterde. 
    • ... dat jij opkalefaterde. 
    • ... dat hij, zij, het opkalefaterde. 

Gangbaarheid