Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·ge·to·gen·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord opgetogenheid opgetogenheden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de opgetogenheidv

  1. enthousiaste stemming, houding, instelling
    • De ontwerper was ingenomen met de opgetogenheid waarmee de opdrachtgever zijn plan ontving. 
Synoniemen
Antoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid