opfrisser
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- op·fris·ser
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van opfrissen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | opfrisser | opfrissers |
verkleinwoord | opfrissertje | opfrissertjes |
Zelfstandig naamwoord
de opfrisser m
- een middel om weer afgekoeld te raken na zware inspanning
- De koele limonade was een heerlijke opfrisser na de lange wandeling.
- Matt Wilkinson, auteur van Simpele Seizoenssalades, behandelt de vier seizoenen met elk dertien recepten. Voor elke week van het jaar een recept dus. Hij sluit elk seizoenshoofdstuk af met een variatie op een fruitsalade. De fruit die erin gaat, is - uiteraard - seizoensgebonden. Deze salade, prima als toetje, dient als een leuke opfrisser in koude, barre tijden. [1]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord opfrisser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "opfrisser" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ NRC Sam de Voogt 4 maart 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be