Nederlands

 
operagebouw
Uitspraak
Woordafbreking
  • ope·ra·ge·bouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord operagebouw operagebouwen
verkleinwoord operagebouwtje operagebouwtjes

Zelfstandig naamwoord

het operagebouwo

  1. theater waar opera's kunnen worden opgevoerd
     Ik bleef in het hotel, lag op bed toeristische folders te lezen die ik bij de receptie had opgehaald of ik liep door de stad, naar de haven waar te midden van hijskranen het nieuwe operagebouw verrees.[2]
     Andreu ontwierp ook veel opera- en theatergebouwen, zoals in China de operagebouwen van Peking en Jinan. Hij tekende verder het maritiem museum in Osaka en het centrum voor oriëntaalse kunst in Shanghai.[3]
Synoniemen
Hyperoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium  , ISBN 9789057598500
  3.   Weblink bron “Cultuurpaleizenarchitect Paul Andreu (80) overleden” (12-10-2018), NOS