Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • open·zet

Werkwoord

vervoeging van
openzetten

openzet

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van openzetten
    • ... dat ik openzet. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van openzetten
    • ... dat jij openzet. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van openzetten
    • ... dat hij openzet. 

Gangbaarheid