Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • open·rijt

Werkwoord

vervoeging van
openrijten

openrijt

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van openrijten
    • ... dat ik openrijt. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van openrijten
    • ... dat jij openrijt. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van openrijten
    • ... dat hij openrijt.