Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·duw·den

Werkwoord

vervoeging van
opduwen

opduwden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van opduwen
    • ...dat wij opduwden. 
    • ...dat jullie opduwden. 
    • ...dat zij opduwden. 

Gangbaarheid