Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·boks·te

Werkwoord

vervoeging van
opboksen

opbokste

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van opboksen
    • ... dat ik opbokste. 
    • ... dat jij opbokste. 
    • ... dat hij, zij, het opbokste.