oorlof
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- oor·lof
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘vergunning’ voor het eerst aangetroffen in 1201 [1]
- afgeleid van lof met het voorvoegsel oor- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oorlof | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
oorlof [3]
Gangbaarheid
- Het woord 'oorlof' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.