Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • oog·scherm
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord oogscherm oogschermen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het oogschermo

  1. stuk plastic of glas waarmee men de ogen beschermt
  2. ondoorzichtige klep waarmee men de ogen tegen te fel licht beschermt
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

83 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen