Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • oog·hoog·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ooghoogte ooghoogten
ooghoogtes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de ooghoogtev

  1. op het niveau waarop zich de ogen bevinden; op een hoogte tussen de 120 en 160 cm boven het vloeroppervlak
    • Het Openbaar Ministerie eiste twee weken geleden een schuldverklaring zonder strafoplegging. De agent schoot weliswaar niet om te doden, maar nam wel het risico dat de bestuurder kwam te overlijden door op ooghoogte te vuren, aldus de officier van justitie. De rechter vindt een straf dus wel degelijk op zijn plaats. [2] 
    • Voor de studente natuurkunde aan de Universiteit Twente is het meer dan zomaar een hobby. "Normaal gesproken zie je ze altijd van boven, maar je leert een cavia pas kennen als je hem op ooghoogte ziet. Dan zie je de cavia echt, leer je zijn karakter kennen en zie je hoe die reageert op de spulletjes die ik heb klaargezet." [3] 
    • Op ooghoogte en achter helder glas staan daar de fruitsappen en de watertjes voor het grijpen. Onderop in de koelkastjes, achter matglas, de - ongezondere - frisdranken. "Je kunt nog steeds frisdrank pakken, maar waarom zouden we slechte keuzes stimuleren? We zijn niet echt de food police, maar we moedigen bijvoorbeeld wel minder vlees eten aan. Niet dat we vlees slecht vinden, maar minder vlees is duurzamer." [4] 
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen