oogcontact
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: oogcontact (hulp, bestand)
Woordafbreking
- oog·con·tact
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van oog en contact
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | oogcontact | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het oogcontact o
- (communicatie) een verbinding met iemand hebben door elkaar aan te kijken, het is een vorm van non-verbale communicatie
- De jongen en het meisje hadden oogcontact in de trein, tijdens hun bruiloftsfeest bleek het letterlijk verliefdheid op het eerste gezicht te zijn.
- Aan de overkant van het bad zag ik een jongen met donker, krullend haar. Hij fronste zijn wenkbrauwen en toen ik oogcontact zocht, keek hij met bezorgde blik om zich heen. [1]
- Mensen met autisme maken moeilijk oogcontact.
Gangbaarheid
- Het woord oogcontact staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "oogcontact" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Sandes, DavidDe wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 21
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be