Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·ze·ker
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van zeker met het voorvoegsel on-
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onzeker onzekerder onzekerst
verbogen onzekere onzekerdere onzekerste
partitief onzekers onzekerders -

Bijvoeglijk naamwoord

onzeker

  1. waarvan de afloop niet vaststaat
    • Door de acties van de Europese Centrale Bank is de financiële wereld een stuk minder onzeker geworden. 
     Maar als ik onzeker was, bijvoorbeeld tijdens onweer of bij steile afdalingen, probeerde ik anderen op te zoeken om het onheil niet alleen tegemoet te hoeven treden.[1]
     Ruim een jaar geleden riep het WAG-bestuur de leden al op goed na te denken of ze willen doorgaan met de collectieve zaak tegen de NAM, nadat ze hadden beseft dat een gang naar de rechtbank onzekerder is dan een aanvraag bij het IMG.[2]
  2. van iets dat het niet helemaal duidelijk is
     Dit was wel het laatste waar ik op dit moment op zat te wachten in mijn huidige, onzekere staat.[1]

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. 1,0 1,1
    Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Weblink bron “Groningse stichting die strijdt tegen waardevermindering door bevingen wil stoppen” (16 mei 2022), NOS
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be