Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·voor·stel·baar
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onvoorstelbaar onvoorstelbaarder onvoorstelbaarst
verbogen onvoorstelbare onvoorstelbaardere onvoorstelbaarste
partitief onvoorstelbaars onvoorstelbaarders -

Bijvoeglijk naamwoord

onvoorstelbaar

  1. waarvan men zich vooraf geen voorstelling kon maken
    • Spanje is het meest in het oog springende voorbeeld, waar extra bezuinigen de recordwerkloosheid van 24 procent tot nog onvoorstelbaarder hoogte zullen [sic!] opstuwen[1] 

Gangbaarheid

Verwijzingen