Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·zwa·vel·de

Werkwoord

vervoeging van
ontzwavelen

ontzwavelde

  1. enkelvoud verleden tijd van ontzwavelen
    • Ik ontzwavelde. 
    • Jij ontzwavelde. 
    • Hij, zij, het ontzwavelde. 
  2. verbogen vorm van ontzwaveld, voltooid deelwoord van ontzwavelen