Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·wor·tel·de

Bijvoeglijk naamwoord

ontwortelde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van ontworteld

Werkwoord

vervoeging van
ontwortelen

ontwortelde

  1. enkelvoud verleden tijd van ontwortelen
    • Ik ontwortelde. 
    • Jij ontwortelde. 
    • Hij, zij, het ontwortelde. 
  2. verbogen vorm van ontworteld, voltooid deelwoord van ontwortelen