Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·werp
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ontwerp ontwerpen
verkleinwoord ontwerpje ontwerpjes

Zelfstandig naamwoord

ontwerp o [2]

  1. resultaat van het proces van het ontwerpen, soms slechts een schets of concept
     Hier was geen interior designer aan het werk geweest met een efficiënt, anoniem ontwerp, maar had een overdaad aan geschiedenis een wanhopig zuchtende overdaad aan weelderige sporen achtergelaten.[3]
     Het ging op de automatische piloot en in minder dan twee minuten stond mijn tent klaar; een lichtgewicht ontwerp van ‘Zpacks’, een klein bedrijf uit Florida.[4]
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
ontwerpen

ontwerp

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontwerpen
    • Ik ontwerp. 
  2. gebiedende wijs van ontwerpen
    • Ontwerp! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontwerpen
    • Ontwerp je? 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. ontwerp op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers  , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 17
  4. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be