Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·vang te·rug
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
terugontvangen

ontvang (...) terug

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugontvangen
    • Ik ontvang terug. 
  2. gebiedende wijs van terugontvangen
    • Ontvang terug! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugontvangen
    • Ontvang je terug? 

Gangbaarheid