Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·spro·ten
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
ontspruiten

ontsproten

  1. meervoud verleden tijd van ontspruiten
    • Wij ontsproten. 
    • Jullie ontsproten. 
    • Zij ontsproten. 
  2. voltooid deelwoord van ontspruiten