ontkleed
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ont·kleed
Woordherkomst en -opbouw
- vervoeging van ontkleden: de stam zonder -d omdat de stam al op -d eindigt en zonder ge- vanwege voorvoegsel
Werkwoord
vervoeging van |
---|
ontkleden |
ontkleed
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontkleden
- Ik ontkleed.
- gebiedende wijs van ontkleden
- Ontkleed!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ontkleden
- Ontkleed je?
vervoeging van: | ontkleden… |
verbogen vorm: | ontkleede |
ontkleed
- voltooid deelwoord van ontkleden
stellend | |
---|---|
onverbogen | ontkleed |
verbogen | ontklede |
partitief | ontkleeds |
Bijvoeglijk naamwoord
ontkleed
- niet gekleed zijnd
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord ontkleed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ontkleed" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be