Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ont·bla·der·de

Werkwoord

vervoeging van
ontbladeren

ontbladerde

  1. enkelvoud verleden tijd van ontbladeren
    • Ik ontbladerde. 
    • Jij ontbladerde. 
    • Hij, zij, het ontbladerde. 
  2. verbogen vorm van ontbladerd, voltooid deelwoord van ontbladeren