Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·ge·or·ga·ni·seer·de

Bijvoeglijk naamwoord

ongeorganiseerde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van ongeorganiseerd
enkelvoud meervoud
naamwoord ongeorganiseerde ongeorganiseerden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de ongeorganiseerdem

  1. een chaotisch persoon; iemand die zonder plan handelt

Gangbaarheid