Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·door·zich·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen ondoorzichtig ondoorzichtiger ondoorzichtigst
verbogen ondoorzichtige ondoorzichtigere ondoorzichtigste
partitief ondoorzichtigs ondoorzichtigers -

Bijvoeglijk naamwoord

ondoorzichtig

  1. waar licht zo gehinderd door treedt dat het zicht erdoor belemmerd wordt
    • Glas zoals dat in glas-in-loodramen gebruikt wordt is doorgaans ondoorzichtig. 
  2. ingewikkeld, moeilijk te doorzien
    • Die politicus speelde een erg ondoorzichtig spel. 

Gangbaarheid