Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·der·han·de·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord onderhandelaar onderhandelaars
onderhandelaren
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de onderhandelaarm

  1. iemand die onderhandelt
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen