onaangekleeds
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: onaangekleeds (hulp, bestand)
- IPA: / ɔnˈaŋɣəˌklets / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- on·aan·ge·kleeds
Woordherkomst en -opbouw
- onaangekleed met de uitgang -s
Bijvoeglijk naamwoord
onaangekleeds
- partitief van de stellende trap van onaangekleed
- Zonder slingers had de kerstboom toch iets onaangekleeds.
Gangbaarheid
- Het woord 'onaangekleeds' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.