onaangeklede
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: onaangeklede (hulp, bestand)
- IPA: / ɔnˈaŋɣəˌkledə / (5 lettergrepen)
Woordafbreking
- on·aan·ge·kle·de
Woordherkomst en -opbouw
- onaangekleed met de uitgang -e
Bijvoeglijk naamwoord
onaangeklede
- verbogen vorm van de stellende trap van onaangekleed
- ▸ In een kille uithoek van de IJsselhallen – een donkere, onaangeklede zaal met kale betonnen vloer – hadden zich zo’n tweeduizend GroenLinks-aanhangers verzameld voor de aftrap van de campagne voor de Provinciale Statenverkiezingen van 20 maart.[1]
Gangbaarheid
- Het woord 'onaangeklede' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Philip de Witt Wijnen“GroenLinks hoopt na verkiezingen op invloed – en macht” (16 februari 2019) op nrc.nl