Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·zwerft

Werkwoord

vervoeging van
omzwerven

omzwerft

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omzwerven
    • ... dat jij omzwerft. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omzwerven
    • ... dat hij omzwerft.