Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

Woordafbreking
  • om·zoomt

Werkwoord

vervoeging van
omzomen

omzóómt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omzomen
    • Jij omzoomt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omzomen
    • Hij omzoomt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van omzomen
    • Omzoomt! 
vervoeging van
omzomen

ómzoomt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omzomen
    • ... dat jij omzoomt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omzomen
    • ... dat hij omzoomt.