Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

Woordafbreking
  • om·zoom·den
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
omzomen

omzóómden

  1. meervoud verleden tijd van omzomen
    • Wij omzóómden. 
    • Jullie omzóómden. 
    • Zij omzóómden. 
     Niemand kan er omheen: Losser beleefde een gloriedag. Voor in het dorp al stond het vol met auto’s van bezoekers. En op het plein voor het gemeentehuis omzoomden duizenden belangstellenden de recordpoging om met de langste salade - in de meanderende vorm van de rivier De Dinkel - in het Guinness Book of Records te komen.[1]
vervoeging van
omzomen

ómzoomden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van omzomen
    • ...dat wij ómzoomden. 
    • ...dat jullie ómzoomden. 
    • ...dat zij ómzoomden. 

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Losser trots op grootste salade ter wereld” (10-07-2011), Tubantia