• om·vlieg
vervoeging van
omvliegen

omvlieg

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omvliegen
    • ... dat ik omvlieg. 
vervoeging van
omvliegen

omvlieg

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omvliegen
    • Ik omvlieg. 
  2. gebiedende wijs van omvliegen
    • Omvlieg! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omvliegen
    • Omvlieg je?