omraster
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- om·ras·ter
Werkwoord
vervoeging van |
---|
omrasteren |
omraster
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omrasteren
- Ik omraster.
- gebiedende wijs van omrasteren
- Omraster!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omrasteren
- Omraster je?