• om·paalt
vervoeging van
ompalen

ompaalt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ompalen
    • Jij ompaalt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ompalen
    • Hij ompaalt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van ompalen
    • Ompaalt!