Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·kap·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
omkappen
kapte om
omgekapt
zwak -t volledig

Werkwoord

omkappen

  1. van een ander kapsel voorzien
  2. met een bijl vellen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be