Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • om·hang

Werkwoord

vervoeging van
omhangen

omhang

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omhangen
    • ... dat ik omhang. 
vervoeging van
omhangen

omhang

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omhangen
    • Ik omhang. 
  2. gebiedende wijs van omhangen
    • Omhang! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van omhangen
    • Omhang je?