Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • of·fi·ci·eel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ambtelijk’ voor het eerst aangetroffen in 1816 [1]
  • afgeleid van het Franse officiel met het achtervoegsel -eel [2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen officieel officiëler officieelst
verbogen officiële officiëlere officieelste
partitief officieels officiëlers -

Bijvoeglijk naamwoord

officieel [3]

  1. erkend door bevoegd gezag
     Ik had veel enge verhalen gehoord over deze bergpas, die met 4.009 m het hoogste punt van de hele trail is (aangezien Mount Whitney niet officieel bij de trail hoort).[4]
     Maar dit gevoel duurde niet lang want na een kort praatje schreef hij opeens een officiële boete uit voor de hele groep omdat het blijkbaar verboden was om boven op Mount Whitney te overnachten.[4]
  2. formeel
    • Hij zat al maanden niet meer op de fiets als gevolg van een blessure aan beide knieën. ,,Officieel heet het overbelasting, maar concreet is het een zeurende pijn in het midden van beide knieschijven. [5] 
Antoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen