ochtendstond
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: ochtendstond (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɔxtəntˌstɔnt / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- och·tend·stond
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ochtendstond | ochtendstonden |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de ochtendstond m
- begin van de morgen
- (verouderd) uur waarop de dag aanbreekt
- (figuurlijk) eerste begin
Spreekwoorden
- De ochtendstond heeft goud in de mond.
Al vroeg in de morgen beginnen met werken levert meer op.
Gangbaarheid
- Het woord ochtendstond staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ochtendstond" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be