Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • obe·di·en·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord obediëntie obediënties
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de obediëntiev [3]

  1. gehoorzaamheid (van kloosterlingen)
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

44 % van de Nederlanders;
68 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen