Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nuts·dier
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nutsdier nutsdieren
verkleinwoord nutsdiertje nutsdiertjes

Zelfstandig naamwoord

het nutsdiero

  1. beest dat door mensen wordt gehouden om producten voort te brengen of voor ander praktische voordelen
     Tot in de eerste helft van deze eeuw vervulden dieren nog hoofdzakelijk de functie van ‘nutsdier’; het begrip ‘gezelschapsdier’ was nog niet uitgevonden. Katten werden gehouden om muizen te vangen, honden waren waak- of trekhond, paarden werkten op het land en trokken de wagen van de melkboer en tortelduiven werden in kooitjes gehouden om mensen voor gordelroos te behoeden.[1]
Hyponiemen
Antoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Just Walter
    Dieren in dienst in: NRC Handelsblad, jrg. 22 nr. 267 (13 augustus 1992), Nieuwe Rotterdamse Courant, Rotterdam, p. 18 (W&O 2) kol. 6